Wednesday, December 21, 2016

Vijf prioriteiten voor het Belgische EU - beleid in tijden van Brexit

Ook gepubliceerd op Internationale Spectator, het magazine van de Nederlandse denktank Clingendael, alsook op de Vlaamse opiniewebsite Doorbraak.

De uitslag van het Britse referendum over lidmaatschap was voor het Europese Unie - project ongetwijfeld de belangrijkste gebeurtenis van 2016. België is wellicht de lidstaat die het meeste voordeel haalt uit Europese samenwerking. Niet enkel zijn de meeste EU-instellingen in Brussel gevestigd, bovendien is de Belgische open economie ook bijzonder afhankelijk van handel, die bevorderd wordt door het vrijhandelskader van de Europese Unie.

Hieronder teken ik als Belgische “EU-watcher” vijf beleidslijnen uit die België moet vooropstellen, wil het haar belangen veiligstellen in het kader van “Brexit” en de toekomstige ontwikkeling van de Europese Unie. Deze doelstellingen zijn goed voor alle lidstaten, maar in het bijzonder voor het land wiens lot nauw verbonden is met dat van de Europese Unie:     

1.      Zorg dat er een “vriendschappelijke Brexit” komt

Groot- Brittannië is voor België de op drie na grootste exportmarkt. Sommigen binnen de Europese instellingen, zoals bijvoorbeeld de kabinetschef van Jean-Claude Juncker, leven met het idee dat een harde aanpak van de Britten op de ene of andere manier andere lidstaten er van zou kunnen weerhouden om uit de EU te treden. In de realiteit zouden handelsbarrières natuurlijk tot jobverliezen leiden aan beide kanten van het kanaal. Van de 2,5 miljoen wagens die vorig jaar de haven van Zeebrugge passeerden, hadden er maar liefst 1 miljoen Groot-Brittannië als bestemming. De Europese Commissie krijgt vaak onterecht kritiek voor zaken waar het niet verantwoordelijk voor is. Het is een raadsel waarom het denkt populairder te worden wanneer het voor jobverliezen zorgt. De Vlaamse economie, die goed is voor 87% van alle exports naar het Verenigd Koninkrijk, zou in geval van een “vechtscheiding” over Brexit zo maar even 2,5% kleiner worden. In geen geval kan België zich dus experimenten permitteren waarbij de Britten geen goed akkoord verkrijgen in de hoop dat de Fransen of Nederlanders om de één of andere bizarre reden dan minder eurosceptisch zouden worden.

De Britse regering wil vooral opnieuw controle verkrijgen over wie al dan niet het recht heeft om zich in het land te vestigen, maar maakte tegelijk duidelijk dat het een grote mate van migratie zeker wil behouden, gezien het economische belang hiervan. In het Britse referendum stemden vooral de delen van het land die op korte termijn veel verandering in migratie zagen voor Brexit, eerder dan de plaatsen waar veel migranten wonen. Er is een sterke politieke wil in Groot- Brittannië om handelsbelemmeringen absoluut te vermijden, dus het toestaan van beperkingen op migratie die in de praktijk al bij al weinig verschil zullen uitmaken zou een redelijke uitkomst voor beide partijen kunnen zijn.

De hoogste regionen van de Belgische politiek zijn verdeeld over dit thema, ook al gezien het feit dat bijna alle exports naar het VK vanuit Vlaanderen komen . Geert Bourgeois, de Minister-President van Vlaanderen, is een groot pleitbezorger van een “vriendschappelijke Brexit”. De Belgische Premier Charles Michel liet daarentegen heel wat kritischer geluiden horen en legt de nadruk op allerlei “voorwaarden” die moeten worden vervuld om vrijhandel en wederzijdse marktoegang te laten voortduren. Politiek zit hij ook meer op de oude, euro-federalistische lijn, net zoals velen binnen de Belgische EU-diplomatie.

2.      Hervorm de EU tot een vrijhandelsunie, weg van het “federale” idee, om de steun voor het Europese project te verzekeren

Ondanks de grote voordelen die de Belgische economie geniet door de open grenzen die het gevolg zijn van Europese samenwerking, zijn veel Belgen toch ook kritisch voor de EU. Volgens een Ipsos-peiling in mei wil zelf bijna één op drie de EU verlaten. Het is dan ook geen toeval dat de twee grootste politieke partijen van het land ook een aantal kritische geluiden lieten horen de afgelopen jaren. De grootste partij van het land, N-VA, noemt zichzelf “eurorealistisch”, neemt gelijkaardige standpunten in over de EU als de Nederlandse VVD en is in het Europese Parlement een bondgenoot van de eurosceptische Britse conservatieven. De Franstalige Parti Socialiste kwam dan weer fel uit de hoek wanneer de Europese Commissie zich met het Belgische begrotingsbeleid wilde inlaten en schroomde zich ook niet om tegen de rest van de EU in te gaan met betrekking tot het handelsverdrag tussen de EU en Canada. Daarbij zegt de partij trouwens uitdrukkelijk niet tegen handel te zijn, maar wijst ze integendeel op mogelijk verlies van soevereiniteit als gevolg van de oprichting van een nieuwe supranationale rechtbank.

De manier om hier mee om te gaan is natuurlijk niet het kind met het badwater weggooien en de EU dan maar opblazen. Weinig burgers hebben er een probleem mee dat de EU lidstaten dwingt om Ryanair te laten opereren. Telkens opnieuw als er protest is, komt dat doordat de EU zich inmengt in nationaal begrotingsbeleid, transfers organiseert, “trojka’s” met buitenlandse ambtenaren laat afzakken naar de lidstaten als voorwaarde voor die transfers, of gevoelige beslissingen over asielbeleid wil opleggen. Toegegeven: vrij verkeer van personen is daar een uitzondering op, maar de arbeidsconcurrentie vanuit Oost-Europa is voornamelijk problematisch in landen die een extreem hoge arbeidsbelasting heffen op hun eigen bedrijven en is dus een nationaal probleem.

Als de Europese Unie opnieuw populair wil worden, moet ze zich beperken tot daar waar ze populair is: het schrappen van handelsbelemmeringen. Aangezien België de lidstaat bij uitstek is voor wie het economisch en politiek van het allergrootste belang is dat de EU overleeft, moet België ook deze agenda vooropstellen.

Mark Rutte, de Nederlandse Eerste Minister, waarschuwde onlangs: "Als je van Europa houdt, houd dan op met dromen van meer Europa." Wie houdt er meer van de EU dan Belgische diplomaten? Zij zouden moeten beseffen dat het verder vrijmaken van de onvoltooide Europese binnenmarkt al ambitieus genoeg is. Om dat te doen, is er niet steeds meer Europese regelgeving nodig, maar moet de Europese Commissie voornamelijk focussen op het wegwerken van nationale belemmeringen, die het bijvoorbeeld onmogelijk maken in sommige lidstaten om een buitenlandse wagen aan te kopen of de deeleconomie (Uber, BlaBlaCar) uit te rollen. Zeker in tijden van “e-commerce” zou dat de EU wel degelijk populair kunnen maken. Het nastreven van steeds meer geld- en machtstransfers naar het Europees niveau betekent daarentegen de kortste weg naar een opstand van de kiezer tegen de Europese Unie, die in vele lidstaten reeds zichtbaar is.

De Belgische Premier reageerde na het Brexit referendum dat dit een “signaal” is dat de EU meer dan ooit nood heeft aan hervorming. Hopelijk beseft hij welk soort hervormingen: minder Europese harmonisering, meer focus op het schrappen van protectionistische nationale regels, verhinderen dat het Europees Hof van Justitie de bevoegdheden van de EU te breed interpreteert (bijvoorbeeld door de oprichting van een Europees Subsidiariteitshof dat hierover waakt), opgeven van EU-quota voor asielzoekers en natuurlijk het schrappen van miljardentransfers en bemoeienis met nationale politiek in het kader van de eurocrisis.

3.      Bepleit dat Italië net zoals Griekenland de “Australische aanpak” ter bewaking van de Europese buitengrens toepast

De vrees voor massa-migratie was onmiskenbaar een belangrijke factor in het Brexit-referendum. Diezelfde vrees leidt er in landen als Frankrijk, Nederland en Oostenrijk toe dat zeer eurosceptische partijen momenteel duidelijk de peilingen aanvoeren. In 2015 werd het duidelijk dat hoe economisch belangrijk de Schengenzone ook is, ze niet zal overleven zolang de externe Schengengrenzen niet voldoende beschermd zijn.

De Europese Commissie verdient krediet om flexibiliteit te hebben getoond op dit vlak. Ze liet toe dat landen zoals Zweden en Denemarken, maar ook Duitsland en Oostenrijk interne grenscontroles organiseerden, zolang die maar tijdelijk waren. Als gevolg hiervan dienden de Balkanlanden, tot Macedonië toe, te volgen en leidde het sluiten van de Balkanroute in de lente van 2016 er toe dat de grote migratiestroom uit Turkije stopte.

Daarnaast waren natuurlijk ook het akkoord met Turkije van belang, maar zeker ook de Griekse toepassing van wat men de “Australische aanpak” van illegale migratie noemt: zorg er voor dat zij die illegaal binnenkomen niet automatisch kunnen doorreizen maar hun asielaanvraag ergens moeten afwachten, in dit geval op Griekse eilanden.

Dat op dit moment vluchtelingen daar in slechte omstandigheden vast zitten is onaanvaardbaar, maar is niet eigen aan deze oplossing. De rijke EU landen zouden perfect in menswaardige opvang kunnen voorzien. Belangrijk is echter dat als gevolg van deze aanpak er bijna geen verdrinkingsdoden meer zijn in Grieks-Turkse wateren. Voor de Italiaanse kust verdronken daarentegen sinds maart nog een paar duizend mensen van de meer dan 170.000 die via deze route de EU binnenkwamen in 2016, wat 15 procent meer is dan het jaar ervoor. Welke oplossing men ook voorstaat voor de vluchtelingenproblematiek: deze situatie is onaanvaardbaar en de Australische aanpak is de enige succesvolle remedie om mensenlevens te redden.

De Belgische regering bepleitte de Australische benadering reeds in januari voor de Griekse Schengengrens. Onder meer als gevolg van Europese druk laat Griekenland sinds maart illegale migranten uit Turkije niet langer toe door te reizen van de eilanden naar het vasteland.

Ook Italië moet nu onder druk worden gezet om de illegale migranten die gered worden op zee tussen Libië en Italië niet langer te laten doorreizen. Indien Duitse pogingen om Egypte en Tunesië er van te overtuigen asielzoekers op te nemen die gered werden op zee, moeten de Italiaanse hotspots hier maar voor worden uitgerust. Oostenrijk dreigde reeds met het sluiten van de grens met Italië, dus Schengen, levensbelangrijk voor de Belgische economie, is allesbehalve gered.

4.      Bestrijd de eurocrisis door crisislanden uit de muntunie te laten treden

Dat het project van een gemeenschappelijke munt problematisch is, wordt ondertussen door vriend en vijand erkend. De discussie gaat over de mogelijke remedie. Sinds 2010 heeft men geprobeerd om de euro te versterken door het organiseren van miljardentransfers, ofwel via de min of meer democratisch gemandateerde Europese noodfondsen, ofwel via de schimmige transferkanalen van de ECB, telkens gekoppeld aan voorwaarden.

Dit zorgde voor veel euroscepticisme: in de Noordelijke eurolanden was er kritiek op de transfers, terwijl de Zuidelijke eurolanden misnoegd waren over de voorwaarden en inmenging in nationale begrotingsbeslissingen. De Europese Unie werd een stuk minder populair als gevolg van gebreken van de gemeenschappelijke munt, een project dat op zich volledig losstaat van het wegwerken van handelsbelemmeringen, dat de kern van EU-samenwerking uitmaakt.

Zeker voor België, dat zo afhankelijk is van de EU, is het een zorgwekkende evolutie dat de steun er voor onder druk komt als gevolg van de gebreken van de euro.

Bij de vorige uitbraak van de eurocrisis, in Griekenland in de zomer van 2015, werd eindelijk na vijf jaar een alternatieve oplossing serieus onderzocht: het uittreden van een lidstaat uit de muntunie. Volgens sommige bronnen zou de Duitse regering voor Griekenland een pakket van 50 miljard euro hebben voorzien om de overgang te maken. Men had - tegelijk met een ordelijk faillissement - Griekenland naar “Montenegro”-status kunnen degraderen: het land zou dan net zoals Montenegro nog steeds met euro’s betalen, maar zonder lid van de eurozone te zijn. Dat laatste betekent dat de Griekse banken, die virtueel failliet zijn en deels eigendom van de eveneens failliete Griekse staat, niet langer goedkoop geld van de ECB zouden krijgen en hogere rente zouden dienen te betalen om euro’s te kunnen lenen. 

Aangezien de Griekse banken gesloten waren, was het toen het perfecte moment om ze te herstructureren, maar de Duitse Bondskanselier Merkel durfde de sprong niet aan, uit vrees voor besmetting naar andere eurolidstaten, en Griekenland kreeg een 86 miljard euro in het kader van een derde reddingspakket dat loopt tot 2018, na de Duitse verkiezingen dus. De meeste waarnemers zijn het er over eens dat het naïef is om te denken dat Griekenland zich met zijn hoge schuld het dan wel alleen zal kunnen redden.

Een Griekse exit had misschien wel voor “besmetting” naar andere eurolidstaten gezorgd, maar ook nu is er besmettingsgevaar, maar dan van een heel andere aard: landen krijgen het signaal dat ze de begrotingsregels niet moeten naleven en dat de eurozonepartners wel een reddingsoperatie organiseren als nodig. Bovendien maakt het vooruitzicht op nieuwe Griekse problemen in 2018 het moeilijker om problemen aan te pakken in andere eurolanden, zoals Italië, wiens banken zwaar onder druk staan door het feit dat de herstructurering van slechte leningen maar werd uitgesteld.

Om de begrotingen van de eurolanden op orde te krijgen via Europese inmenging, zagen we ondertussen het “Stabiliteitspact”, “Europees Semester”, “two-pack” en “six-pack” al de revue passeren. De Europese Rekenkamer noemde het begrotingstoezicht door de Europese Commissie “niet consistent”. De volgende poging is vervat in het zogenaamde “Five Presidents' Report”, dat voorstelt om niettemin nog maar eens extra macht naar diezelfde Commissie over te hevelen.

Indien banken in eurolanden niet langer goedkoop geld van de ECB kunnen krijgen dat ze kunnen doorlenen aan hun nationale regeringen, zou de hogere rente die regeringen dan dienen te betalen een veel grotere discipline uitmaken dan het toezicht van de Europese Commissie. Dat is temeer het geval omdat Commissievoorzitter Juncker ootmoedig toegaf dat Frankrijk “nu eenmaal Frankrijk is” en het land de begrotingsregels kan negeren. Duits Minister van Financiën Wolfgang Schäuble stelde al voor om het begrotingstoezicht naar nog een andere bureaucratie, het Europees Stabiliteitsmechanisme of “ESM”, over te hevelen, maar gelukkig is er ook Mark Rutte, die onlangs zijn standpunt herhaalde dat “landen die hun begroting niet op orde hebben, uiteindelijk zouden moeten worden uitgesloten van de eurozone”. 

Een bijkomend voordeel voor een land als België is trouwens dat bij een uittrede van hulpbehoevende landen de ECB ook niet langer zo’n laks monetair rentebeleid hoeft te voeren, wat de vele Belgische spaarders, maar ook verzekeringsmaatschappijen, hard treft – terwijl het de Belgische regering dit jaar alleen al 4 miljard euro opleverde. Dit is als het ware een belasting buiten de democratische controle van het Parlement om. 

Bij een zorgvuldig begeleide exit van landen uit de muntunie kan een land als Griekenland eindelijk van schuldenverlichting en de broodnodige depreciatie van haar overgewaardeerde munt genieten en is het gedaan met de spanningen tussen Noord en Zuid die op lange termijn de steun voor de EU ondergraven. België steunde “Grexit” feitelijk in de zomer van 2015, maar dit vraagstuk komt nagenoeg zeker terug op de voorgrond. Dan is dit zeker de lijn die België opnieuw moet aannemen als de Europese Unie haar dierbaar is.

5.      Benoem Belgische vertegenwoordigers binnen de ECB die op zijn minst niet ingaan tegen de belangen van de Belgische spaarders

Als er één Europese instelling is die het dagelijkse leven van de bevolking beïnvloedt, is het wel de Europese Centrale Bank (ECB). Die zorgde met haar extreem expansief geldbeleid de afgelopen jaren voor het bijeenhouden van de muntunie, zodat de balans van de ECB op dit ogenblik zo maar even 34,5% van het BBP van de eurozone bedraagt, wat in de Verenigde Staten ondanks de ook zeer activistische Federal Reserve slechts 24.2% is. Dit leidt tot grote gevolgen voor  spaarders en andere economische actoren. Daarbij liet de ECB zich ook met politiek in, wat zelfs bijdroeg tot machtswissels, bijvoorbeeld in Italië met het aftreden van Berlusconi in 2011.

Politici moeten zich ver af houden van centrale bankbeleid, net zoals centrale banken niet moeten dienen om regeringen te financieren of aan politiek doen, wat nu wel zo lijkt. Niettemin zijn het de politici die centrale bankiers benoemen. Los van de discussie in hoeverre die laatsten de belangen van hun lidstaat dan wel de belangen van de hele eurozone dienen na te streven, dienen zij op zijn minst niet zwaar in te gaan tegen de belangen van hun land.

Dit lijkt problematisch voor België op dit ogenblik. Beide Belgische vertegenwoordigers in de ECB houden er opvattingen op na die op zijn minst niet in het belang zijn van de Belgische spaarders, importeurs of verzekeraars. Zelfs banken lijden onder het lage renteklimaat. De Belgische overheid daarentegen geniet hiervan, maar de Minister van Financiën, Johan Van Overtveldt, bekritiseerde verleden jaar toch openlijk het goedkoop geldbeleid van de ECB.

Op zich hebben de twee Belgische ECB-beleidsmakers, de ECB hoofdeconoom Peter Praet en de gouverneur van de Nationale Bank, Jan Smets, uiteraard het volste recht op hun mening, maar België gaat hiermee in tegen het gebruik van andere lidstaten om figuren te benoemen die ook het belang van de lidstaat van waaruit ze komen in acht nemen. Zo staat de Nederlander Klaas Knot in tegenstelling tot Mario Draghi als “havik” of voorstander van harde muntbeleid bekend, net zoals de Duitse en Baltische vertegenwoordigers. Dit terwijl ook de vorige Belgische gouverneur, Luc Coene, bij de voorstanders van de monetaire expansie werd gerekend en één van de eersten was die “Kwantitatieve versoepeling” of het opkopen van staatsobligaties suggereerde. Het lijkt wel of de Belgische regering het belang van de ECB onvoldoende beseft.

België is bij uitstek het euroland dat geen belang heeft bij lage rente. Het heeft traditioneel een zeer hoge spaarquote, al is die door de recente rente-evolutie wel wat gezakt. Tussen 2015 en 2016 zakte de rente op spaarboekjes zo maar even 75%, wat dubbel zo hoog is als het gemiddelde van de eurozone en de grootste daling in de hele muntunie.  In 2014 berekende verzekeraar Allianz dat de Belgen de grootste verliezers waren van het lage rentebeleid.

Niettemin durfde ECB-Belg Peter Praet het in maart 2016 toch aan om “helikoptergeld” niet uit te sluiten. Dat zou betekenen dat de ECB bijna ongebreideld geld uitstrooit. De Duitse samenleving werd vorige eeuw ontwricht door soortgelijke experimenten, met bijzonder kwalijke gevolgen. De Belgische spaarder verdient beter.  





Tuesday, December 06, 2016

With Trump’s victory, Europe may need to become more open minded about energy and climate policy

Published on Newsweek

With the election of Donald Trump, Europe’s climate and energy policies may face drastic upheaval. It doesn’t look like top policy makers have noticed, given that EU Climate and Energy Commissioner Miguel Arias Cañete reacted to Trump’s victory by tweeting that “the world can count on the EU to continue to lead on climate”. 

Really? If Trump does withdraw from the Paris Agreement on climate change, or even from the 1992 UN Framework Convention on Climate Change or, if he simply ignores international climate commitments, it’s not very likely that Europe’s industry would just sit by and watch how Europe’s competitiveness is coming under strain. 

At Open Europe we’ve made clear how any advantages from EU climate change rules are closely dependent on what the rest of the world does. For example, the EU’s so-called “20-20-20 Targets” are about making sure 20% of EU energy provision is coming from renewables. But since forcibly adopting renewables pushes up business costs, unless the whole world walks in lockstep, the EU’s overall competitiveness will comparatively decline. Despite the fact that the United States may only be responsible for about 15 percent of CO2 emissions, its economic competitiveness is still the central anchor point for the world economy. An Open Europe study from 2014 estimated the cost of adopting the EU’s climate change targets at an extra £220,000 for a British SME.

Is there anything wrong with renewables? Not at all. If only Europe managed to get all its energy from that particular energy source, it would no longer be dependent on Saudi Arabia or Russia. Renewables are in itself a much more decentralized kind of energy generation than traditional forms of energy provision, so an energy market dominated by renewables is likely to be much freer and more competitive than the current state-controlled energy markets currently operating in Europe.

At least, that’s the case if we’re speaking about economically viable renewables, which they aren’t yet. Despite progress on bringing down the average price per megawatt generated through renewables, many traditional competitors still have the upper hand, partly due to subsidies, which drive up the cost of electricity indirectly, but also because fossil fuel prices are at historic lows. Another problem with renewables is that they aren’t all that environmentally friendly to begin with. Hazardous materials are needed to produce solar panels while the environmental downsides of wind turbines have also been documented.

Of course renewables are making rapid progress, and so is battery and storage technology, which can help renewables deal with the fact that electricity transmission networks aren’t sufficiently adapted to cope with their specific pattern.

At the same time though, fossil fuels are making important headway as well. In India, an Anglo-Indian company developed a revolutionary technique to capture carbon emissions from coal-fired power stations – a technique that has been shown to work on a commercially viable basis. The clean coal debate was restarted this year, after both candidates in the U.S. presidential race came out in support of it.

Since coal remains the world’s single biggest source of electricity, developing ways of reducing its environmental impact should be at the top of the agenda. Despite what naysayers think, fossil fuels aren’t going to disappear anytime soon. In fact, coal-fired electricity generation is projected to rise from 8.6 trillion kWh in 2012 to 9.7 trillion kWh in 2020 and 10.6 trillion kWh in 2040 as developing and developed nations alike are ploughing billions into building new plants. G20 nations have spent $76 billion for coal projects between 2007 and 2015 and are currently investing $24 billion more in fossil fuels.

This brings us to the one important lesson that should be drawn from energy policies: it’s not wise to declare that only one particular kind of energy production can be environmentally friendly and economically viable. As long as the principle that “the polluter pays” is respected, coal, renewable, nuclear and other technologies should be allowed to compete with each other. 

With Trump’s victory, it’s likely that renewables in the US will be subject more than ever to market forces. It’s unlikely Europe won’t somehow will be forced to follow suit. Therefore, Europe needs to become open minded about the issue and accept that just as technology could make renewables economically viable, it could make fossil fuels environmentally friendly.  


Thursday, December 01, 2016

Over EU-Turkije

Mijn interview op het Nederlandse TV-programma Nieuwsuur: "Iedereen weet dat Turkije waarschijnlijk nooit zal toetreden tot de EU. Dus waarom bedenken we geen positief alternatief?" https://twitter.com/Nieuwsuur/status/804074487352168449

Vanaf 6 minuten: http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2145842-blijft-eu-in-gesprek-met-turkije-over-toetreding.html?title=blijft-eu-in-gesprek-met-turkije-over-toetreding