Thursday, November 03, 2016

De voornaamste les uit het Waalse verzet tegen EU-Canada handelsakkoord CETA

Gepubliceerd op de Vlaamse opiniewebsite Doorbraak en de Nederlandse opiniewebsite Jalta
Wie had gedacht dat Zuid-België het zo hard zou durven spelen? Canada wordt niet enkel bestuurd door een prominente hogepriester van de “linkse Kerk” – Justin Trudeau, het is ook Franstalig. Dat was echter allemaal niet van tel.
Het verzet van de regerende Parti Socialiste heeft weinig te maken met het feit dat de Belgische federale regering uit centrumrechtse partijen bestaat, zoals sommigen suggereerden. De echte reden is dat de PS, aan de macht sinds mensenheugenis, in de peilingen stemmen verliest aan de zogenaamde Parti du Travail de Belgique (PTB), een extreemlinkse partij die het debat bestookt met halve waarheden over vrijhandel en het aantal belastingen die grote bedrijven betalen, waarbij de partij vaak enkel focust op de vennootschapsbelasting, terwijl het de grote loonlast op arbeid verzwijgt.
Daarmee past de PTB perfect in het verzet tegen de globalisering, dat ondertussen opgang maakt met Trump, Bernie Sanders, vele voorstanders van Brexit, Wilders, rechtspopulisten, Jeremy Corbyn, Syriza in Griekenland, de Vijfsterrenbeweging in Italië en het Front National in Frankrijk. Een gemeenschappelijk kenmerk van al die partijen is dat ze vinden dat ze hun lot niet langer voldoende eigen handen hebben.
Wat de Europese Unie kan doen om te verhinderen dat handelsverdragen zoals CETA onder vuur komen, is er voor te zorgen dat de tegenstanders echt geen punt hebben op dit vlak en dat dergelijke akkoorden enkel en alleen over het vrijmaken van handel gaan en niet over transfers van soevereiniteit.
Er zitten aspecten van harmoniseren van regelgeving in CETA, met name op vlak van intellectuele eigendombescherming, vaak het onderwerp van verhitte debatten over hoe genereus deze moet zijn.
Hoewel men zou kunnen verwachten dat de grootste kritiek zich hierop zou toespitsen, en in welke mate mogelijke nadelen hiervan de onbetwistbare voordelen van de afbouw van toltarieven compenseren, was dit niet het geval. Het meest onder vuur kwam het voornemen om eventuele geschillen via arbitragerechtspraak uit te vechten, via het zogenaamde “Investor-state dispute settlement” (ISDS) systeem. Privé-rechters, vaak zakenadvocaten, zouden als het ware hun klanten steevast gelijk geven in geschillen met overheden, waarbij zij op die manier democratische controle uit handen zouden geven. Ondanks het feit dat overheden ongeveer de helft van de ISDS zaken winnen en dat het systeem al sinds de jaren 1950 in gebruik is, deed de Europese Commissie toch een grote toegift op dit vlak, en schrapte ze ISDS, ten voordele van een nieuw systeem, het “Investment Court System” (ICS). waarbij er een permanent tribunaal bestaande uit Europese en Canadese rechters wordt gecreëerd.
Dit was een redelijk compromis, dat bovendien in het voordeel is van landen met een zwakke, als corrupt bekendstaande rechtspraak, zoals Roemenië, want dankzij het feit dat investeerders niet langer de Roemeense justitie als risicofactor zullen dienen te beschouwen zal het land broodnodige internationale investeringen makkelijker kunnen binnenrijven.
De regionale regeringen van Wallonië – en jawel, ook van Brussel, de hoofdstad van de EU – kregen uiteindelijk een aantal vrij inhoudsloze toezeggingen: bij de voorlopige inwerkingtreding van CETA, normaal gezien ergens in 2017, wordt het ICS-tribunaal niet voorlopig van kracht, wat sowieso het geval al zou zijn geweest, zeker na een arrest van het Duits Grondwettelijk Hof. Ook hebben de Zuid-Belgische deelstaten het recht om CETA alsnog te vetoën, wat een lege doos is, aangezien ze dat recht al voor het verzet van Magnette en co al hadden. Daarbij stellen ze dreigend dat ze “niet de intentie [hebben] CETA te ratificeren op grond van het [ICS] systeem (…) in zijn huidige vorm”.  Om die reden, en ook omdat de linkse partijen in de Duitse Bundesrat CETA hierover kunnen blokkeren, komt er een herziening van het ICS systeem. Om de gemoederen te sussen heeft de Europese Commissie nu beloofd in een verklaring bij CETA met de kritiek rekening te houden. Ook zal de Belgische federale regering aan het Europees Hof van Justitie vragen of ICS wel verenigbaar is met het EU-recht, wat zowat de enige concrete overwinning is van het Waalse verzet.
Heel wat bizarre argumenten werden de voorbije week geopperd, zoals het argument dat het toch niet kan dat rechters ook nog professioneel als advocaat in andere zaken actief zouden kunnen zijn, alsof dat niet via een eenvoudig verbod op belangenconflicten kan worden opgelost, net zoals bij de Belgische handelsrechtbanken, waar ook niet-beroepsmagistraten uit het bedrijfsleven zetelen.
Al die argumenten waren natuurlijk allemaal niet zo belangrijk meer nadat Waals opperhoofd Paul Magnette al een week internationale media-aandacht had genoten als de nieuwe Che Guevara, ondertussen wel gedegradeerd tot de nieuwe Alexis Tsipras.  
Laat ons wel wezen: zelfs zonder het ICS-systeem en zonder de mogelijkheid voor nationale en regionale parlementen om CETA goed te keuren was er vroeg of laat wel zware tegenstand opgedoken voor één van de handelsakkoorden die de EU afsluit. Dat het verzet net in Wallonië eerst opduikt, is geen toeval. Wallonië is na Engeland de eerste geïndustrialiseerde regio ter wereld. Net zoals Birmingham en Manchester hebben Charleroi en Luik zware klappen gekregen toen de oude industrie niet langer concurrentieel was en hebben ze een lang proces van industriële aftakeling achter de rug. In tegenstelling tot in Groot-Brittannië was er in België geen Thatcher die begreep dat zachte heelmeesters vuile wonden nalaten.
Integendeel hielden politici elke vermindering van de loodzware belastingdruk op jobcreatie tegen, aangezien dit niet in het belang zou zijn van de politiek geconnecteerde instellingen die door sociale bijdragen worden gevoed. Als gevolg hiervan kwamen er te weinig nieuwe jobs bij ter compensatie van de teloorgang van de oude industriële tewerkstelling.
Wallonië is niet uniek. Vlaanderen had geen industriële erfenis, dus was er ook geen industrie om kunstmatig in leven te houden, maar vernietiging van jobcreatie door overmatige belastingdruk en regelgeving is er evenzeer een probleem, net zoals in de rest van de Westerse wereld, de Verenigde Staten met hun hoge vennootschapsbelasting incluis. De expansieve geldpolitiek van de centrale banken houdt bovendien de rente laag, dit ter financiering van armlastige overheden die te veel geld uitgeven. Als gevolg hiervan worden de spaarreserves aangetast, terwijl mensen die net nodig hebben als kussen om hen te beschermen tegen de disruptie van de globalisering. Internationale concurrentie zorgt voor winnaars, meer keuze en lagere prijzen, maar de Westerse economieën en in het bijzonder de West-Europese welvaartsstaten kampen met een zware concurrentiehandicap. Hoe meer jobs worden vernietigd door een excessieve belastingdruk die dient om sociale hangmatsystemen en ambtenarenlegioenen te financieren, hoe makkelijker het voor de tegenstanders van de vrijhandel zal worden om steun te vinden bij een bevolking die ook nog eens zijn spaargeld op slinkse wijze aangetast ziet.
Daarom is het te simplistisch om voortaan lidstaten niet langer inspraak te geven over Europese handelsverdragen. In elk geval kunnen zij vooraf weigeren een mandaat te geven aan de Europese Commissie. Integendeel zijn er meer diepgaande economische hervormingen nodig. Van zodra jonge en vinnige startups ook in Wallonië of Detroit kunnen bloeien, zal het verdwijnen van de oude industrie de bevolking niet tot het sluiten van de grenzen doen besluiten.  




No comments: