Wednesday, July 02, 2014

Groot-Brittannië is de echte bondgenoot van ons land in de EU



Gepubliceerd op Knack.be 

Na de Europese verkiezingen is het weer "business as usual" in Europa. Nadat de Europese leiders Jean-Claude Juncker voorstelden als opvolger van Commissievoorzitter José Manuel Barroso, slaagde Martin Schulz er deze week in om zichzelf op te volgen als voorzitter van het Europees Parlement, ondanks het feit dat zijn socialistische fractie S&D licht stemmenverlies leed. Op de Britse Premier David Cameron na was er nauwelijks verzet tegen de nominatie van Juncker, een hopeloze euro-federalist voor wie er nooit genoeg macht en geld naar de EU kunnen gaan. Hij is ook bekend vanwege zijn controversiële uitspraken, zoals “Als het ernstig wordt, moet men liegen” en werd verleden jaar als Premier weggestemd door de Luxemburgers na een schandaal bij de inlichtingendiensten. De Europese beleidsmakers trekken zich liever niets aan van de kiezer, die bij de EP-verkiezingen duidelijk zijn ongenoegen uitte.
 
Protestpartijen van zeer verscheiden pluimage wisten bijna een derde van de zetels in het Europees Parlement in de wacht te slepen, terwijl dat maar een vijfde was in 2009. Het extreem-linkse SYRIZA, de Duitse burgerlijke anti-Euro partij AfD of het Franse extreem-rechtse Front National hebben weinig gemeen behalve dan een gevoel dat ze niet langer hun eigen lot kunnen bepalen.  

Het is een grote vergissing om dat signaal van de kiezer te negeren. De drogreden om “oude bekende” Jean-Claude Juncker, die 18 jaar aan de macht was in Luxemburg en ook lang de vergaderingen van de Ministers van Financiën van de eurozone voorzat, te benoemen, is dat hij zogezegd verkozen zou zijn door de Europese bevolking. Juncker eiste in die logica op de verkiezingsavond zijn “overwinning” op.

De man stond echter op geen enkele lijst bij de EP-verkiezingen. Volgens de bizarre redenering met het systeem van de “spitzenkandidaten” zouden zij die kozen voor CD&V in België, CDA in Nederland of CDU in Duitsland, eigenlijk op Juncker hebben gestemd, de kandidaat van de “Europese Volkspartij”, de Christendemocratische koepelpartij op EU-niveau. De CDU voerde echter geen campagne met Juncker op de affiches, maar met Angela Merkel. Martin Schulz was de zogenaamde kandidaat van de Europese socialisten, maar slechts 23% van de kiezers van zijn eigen Duitse sociaal-democratische partij was van dat feit op de hoogte.  Minder dan 10% van de Europese bevolking kon voor de verkiezingen Juncker noemen als een kandidaat om Barroso op te volgen. Een schijnvertoning, gebaseerd op één enkel onduidelijk zinnetje in het Europees Verdrag dat de Europese regeringsleiders de Commissievoorzitter nomineren "rekening houdend met de verkiezingen voor het Europees Parlement". Geen woord over “Spitzenkandidaten” of wat dan ook. In de eerste plaats is het natuurlijk niet omdat het EP rechtstreeks verkozen is dat het daarom ook voldoende democratische legitimiteit geniet, gezien het gebrek aan een Europees “demos”.

Ondanks beloftes aan Cameron dat hij het Spitzenkandidaten-proces gerust kon negeren, koos de Duitse Bondskanselier Angela Merkel  onder invloed van haar sociaal-democratische coalitiepartner uiteindelijk toch voor Juncker, omdat op die manier hun Martin Schulz opnieuw EP-voorzitter kon worden. Nederland en Zweden, die ook kritisch ten opzichte van Juncker stonden, voelden zich gedwongen om hun protest op te geven omdat ze geen clash met Duitsland wilden. Het was de eerste keer dat er binnen de Raad werd gestemd over de benoeming van een Commissievoorzitter, en het was dan ook historisch dat op 27 juni Groot-Brittannië en Hongarije in de minderheid werden gestemd, 26 tegen 2. Een precedent is geschapen, zullen de eurofederalisten zeggen: de Europese regeringsleiders benoemen de kandidaat die de steun van het Europees Parlement geniet. Een pure machtsgreep van het EP, want het recht om te “nomineren” komt volgens het Verdrag toe aan de regeringsleiders.

Los van de kwaliteiten – of de gebreken – van de persoon van Juncker is het grootste probleem dat een door het Europees Parlement gepolitiseerd selectieproces de deur openzet naar een meer gepolitiseerde Europese Commissie. De voorstanders daarvan moeten zich echt eens goed afvragen of dat wel een goede zaak is. Willen we dat de Commissie zich op basis van het toepassen van eerlijke concurrentieregels baseert wanneer ze oordeelt over steun aan probleembanken of op basis van politieke overwegingen, bijvoorbeeld? Het moet duidelijk zijn dat het voor kleine landen met weinig politieke invloed, zoals België, van het allerhoogste belang is dat de Commissie een neutrale scheidsrechter is die de regels van het EU-Verdrag toepast, geen politiek orgaan dat zich inlaat met ideologische keuzes die thuishoren op het niveau waar de burger het meest greep op heeft: de nationale overheid.

Zelfs in ons land, waar traditioneel het meest tolerantie bestaat voor machtstransfers naar de EU, is dat besef doorgedrongen, over de ideologische grenzen heen en bij de grootste partijen in Noord en Zuid. Paul Magnette, de voorzitter van de Franstalige socialisten stelde enige tijd geleden terecht de legitimiteit van Europees Commissaris Olli Rehn aan de kaak om zo maar even in te grijpen in de Belgische begroting, waarbij hij opwierp: “Wie kent Olli Rehn?”. De N-VA noemt zich dan weer al enkele jaren eurorealistisch”.
De grootste partij van het land, de N-VA, maakt in het Europees Parlement nu deel uit van de fractie van de Europese Conservatieven en Hervormers (ECR). Die is voorstander van de oorspronkelijke verworvenheden van de EU, maar staat tegelijk terughoudend tegenover de steeds verder gaande machtsconcentratie op EU-niveau. Dit denken wordt stilaan “mainstream” in Europa: dat men moet kunnen reizen, kopen en verkopen over de Europese grenzen heen, is een goede zaak, maar dat hoeft niet te betekenen dat een supranationaal beleidsniveau zich inlaat met het opleggen van belastingen, het uitgeven van miljarden euro’s of het regelen van allerlei details in het dagelijks leven. Het is de taak van de EU om lidstaten er op te wijzen om protectionistische elementen in nationale wetten te schrappen, niet om zelf allerlei wetten uit te vaardigen voor 28 landen, die onderling sterk verschillen. Toch evolueert de EU meer en meer in die verkeerde richting en lijkt ze immuun voor de groeiende kritiek, die overal in Europa de kop op steekt.
België stemde voor Juncker in de Europese Raad en de meeste Belgische Europarlementsleden stemden voor Martin Schulz. Ons land steunde daarmee een Frans-Duitse deal voor een eurofederalistisch duo, niet Cameron, die door de Duitse krant Frankfurter Allgemeine “de meest pro-Europese van alle regeringsleiders” werd genoemd omwille van zijn inspanningen om naar zijn kiezers te luisteren. Het is voor België, dat niet enkel de voornaamste instellingen van de EU herbergt, maar ook een bijzonder open economie is, echter van het grootste belang om een hervorming van de Europese Unie te steunen. Enkel een EU die opnieuw weer een flexibel samenwerkingsverband van landen wordt, eerder dan een agressieve regelneef, zal op de steun van de bevolking kunnen rekenen in de andere lidstaten.  

Europees Commissaris Karel De Gucht heeft het dan ook volledig verkeerd voor om de keuze van de N-VA voor de ECR "een zeer slechte zaak voor België en het bedrijfsleven" te noemen, ondanks terechte kritiek op sommige partijen binnen de ECR, zoals bijvoorbeeld de Deense Volkspartij, waarbij het dan wel opvallend is dat De Gucht geen problemen heeft met de aanwezigheid van de partij van de controversiële Bulgaarse oligarch Delyan Peevski in zijn eigen “liberale” ALDE-fractie. Hij lijkt in elk geval in dezelfde fase van ontkenning te leven als die andere EU-beleidsmakers die niet inzien dat EU-kritische en protectionistische formaties zoals Front National of SYRIZA een reëel gevaar betekenen en dat burgers niet zonder reden voor die partijen stemmen. De Britse regering deed een poging om aan het anti-EU –signaal van de kiezer toch enig gehoor te geven door op zijn minst geen wanhopige eurofederalist zoals Juncker te benoemen, maar vond geen enkel gehoor bij de regering-Di Rupo, die hem “the right man at the right place” noemde. Een gemiste kans. Door het negeren en zelfs tegenwerken van Britse - en Nederlandse - pogingen om de Unie te hervormen, delft de Belgische regering op lange termijn het graf van de EU. Als men voort gaat op de huidige weg van het negeren van het protest, dreigen we het kind met het badwater te verliezen. Daar zal ons land meer dan welk ander land onder lijden.